Voordat een auto op de markt mag komen, moet hij aan strenge veiligheidsnormen voldoen. Fabrikanten voeren daarom uitgebreide tests uit om de veiligheid van hun voertuigen te garanderen. Maar hoe werkt dat precies?
De bekendste instantie in Europa is Euro NCAP (European New Car Assessment Programme). Deze organisatie voert crashtests uit en beoordeelt auto’s op verschillende veiligheidsaspecten. Denk aan frontale botsingen, zijwaartse impact en paaltests. Daarbij zitten er poppen in de auto — zogeheten crashtest-dummies — die uitgerust zijn met sensoren om letsel te meten.
Naast fysieke tests beoordeelt Euro NCAP ook actieve veiligheidssystemen, zoals automatische noodremmen (AEB), rijstrookassistentie, voetgangersdetectie en gordelwaarschuwingen. Auto’s krijgen een score van 0 tot 5 sterren op basis van bescherming van volwassenen, kinderen, voetgangers en veiligheidsassistenten.
Fabrikanten testen zelf ook intensief. In speciale testcentra worden auto’s blootgesteld aan extreme omstandigheden: hitte, kou, langdurige trillingen, en waterbestendigheid. Ook rijdynamica, remprestaties, en stabiliteitssystemen worden uitvoerig getest.
In sommige landen, zoals de VS, zijn er aparte instanties zoals NHTSA en IIHS die soortgelijke tests uitvoeren.
Deze veiligheidstests zorgen ervoor dat consumenten betrouwbare informatie krijgen over hoe veilig een auto is in verschillende situaties. Dankzij deze normen zijn moderne auto’s veiliger dan ooit tevoren.
Veiligheid begint dus al lang vóórdat een auto bij de dealer staat — in het testlab.
Geef een reactie